OPINIE
ACTIEPLAN WAARHEIDSVINDING
THE MISSING LINK
Mr Ir Peter Prinsen – info@peterprinsen.nl
Motto:
"Een protocol of een gedragscode stelt in mijn beleving niets voor. Daar wordt net zo makkelijk van afgeweken. Alleen als je de wet gaat overtreden, wordt het iets anders".
Professor Pieter van Vollenhoven over het WODC-actieplan na de commotie over de beïnvloeding van wetenschappelijk onderzoeksrapporten van het onafhankelijke WODC door de politieke leiding van het Ministerie van Justitie en Veiligheid.
Inleiding
Bij brief van 6 juni 2018 heeft de Minister het Actieplan Verbetering Feitenonderzoek in de Jeugdbeschermingsketen naar de Tweede Kamer gestuurd.
Vraagstelling: Is het geoorloofd dat jeugdbeschermers lasterlijke beschuldigingen en verdachtmakingen uiten over ouders in het kader van maatregelen van kinderbescherming (OTS of UHP)?
Jeugdbeschermers en kinderrechters vinden vermoedelijk van wel, want zij gaan van oudsher het antwoord op die vraag uit de weg met het adagium "In het jeugdrecht gaat het niet om waarheidsvinding".
Na twee Kamermoties, een amendement, een rapport van de Kinderombudsman, een congres en nu dus een (concept) Actieplan Waarheidsvinding moeten we vaststellen dat een Babylonische spraakverwarring iedere vooruitgang in het aan de ordeActieplan_Verbetering_Feitenonderzoek_in_de_Jeugdbeschermingsketen.pdf stellen van het werkelijke probleem blokkeert. Een spraakverwarring die hardnekkig wordt volgehouden en gevoed. De publicatie die in 2011 (zie hierna) de bovenstaande vraag aan de orde stelde en waar het allemaal mee begon zou ongewijzigd opnieuw kunnen worden gepubliceerd.
Het naïeve Actieplan Waarheidsvinding denkt te kunnen wegkijken van de voorgeschiedenis van leed en wanhoop en verloren levensgeluk van tientallen duizenden ouders en hun kinderen. Vandaar dit artikel.
The Missing Link: Het publieke debat
Al sinds 19 maart 2011 woedt er een heftig publiek debat over de hierboven opgeworpen absurde vraag, die het misleidende trefwoord "Waarheidsvinding" heeft gekregen. Absurd omdat het vanzelfsprekend moet zijn dat valse beschuldigingen ongeoorloofd, ja zelfs als laster strafbaar zijn. Misleidend omdat het ongenoegen niet gaat over het vinden van de waarheid (is het kind ‘ernstig in zijn ontwikkeling bedreigd’, art. 1:255 BW), maar over het (daaraan voorafgaande) uitbannen van onwaarheid en willekeur.
In vogelvlucht het volgende:
19 maart 2011: NRC Opinie – Of beschuldiging waar is, doet er bij kinderrechter niet toe.
In dit artikel werd het misleidende adagium "In het jeugdrecht gaat het niet om waarheidsvinding" in de hele justitiële jeugdketen, van AMK tot kinderrechter, aan de kaak gesteld als ouders zich wilden verweren tegen valse beschuldigingen.
3 dec. 2012: Motie Bergkamp Herijking Waarheidsvinding / Adviesaanvraag Kinderombudsman
Het misleidende trefwoord ‘waarheidsvinding’ werd ongelukkigerwijze overgenomen door het Landelijk Cliëntenforum Jeugdzorg (Ouderraden in de Jeugdzorg, later opgegaan in het LOC) in een brochure genaamd "Waarheidsvinding in de jeugdzorg". Daarmee benaderde het cliëntenforum de Tweede Kamer. Dat leidde op 3 december 2012 de motie van Vera Bergkamp over herijking waarheidsvinding, tevens adviesaanvraag aan de Kinderombudsman.
10 dec. 2013 – Kinderombudsman: "Is de zorg gegrond?"
Kinderombudsman Dullaert concludeerde dat de vraag in de titel van zijn rapport lang niet altijd bevestigend kon worden beantwoord. De Kinderombudsman maakte een inventarisatie op van de vele definities van het begrip ‘waarheidsvinding’, gebezigd in de jeugdbeschermingsketen. De spraakverwarring werd er alleen maar door geconsolideerd. De kernvraag "zijn valse beschuldigingen geoorloofd" werd vermeden.
8 oktober 2013 - Amendement Van der Burg en Bergkamp art. 3.3 Jw
Een en ander heeft niettemin geleid tot een amendement Van der Burg en Bergkamp op (het ontwerp van) de Jeugdwet, waardoor sinds 1 januari 2015 de wet aan jeugdbeschermers nog eens expliciet inscherpt dat zij niet boven de wet staan, dat art. 21 Rv (want daar stond hetzelfde al sinds jaar en dag) ook voor hen geldt en dat zij dus "de van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid" moeten aanvoeren" (art. 3.3 Jeugdwet).
Er werden protocollen en richtlijnen opgesteld. Maar, geheel in lijn met het motto hierboven, ging de praktijk van valse beschuldigingen onverminderd door. Als de ouders protesteren redeneert de kinderrechter dat hij zijn beslissing niet zal doen steunen op de door de ouders gewraakte beschuldigingen maar op het algemene eindoordeel van de jeugdbeschermers. Met deze kunstgreep van de kinderrechter zijn de valse beschuldigingen niet langer aan te merken als "van belang zijnde feiten" en wordt het onderzoek naar de waarheid omtrent beschuldigingen en de mogelijkheid tot correctie daarvan alsnog buiten de rechtszaal gehouden.
Begin 2016 - Een congresplan ‘Waarheidsvinding’
Op 29 november 2015 werd in een klein comité van ouders uit cliëntenraden in LOC-verband (het hiervoor al genoemde platform van cliëntenraden) gesproken over het organiseren van 4 regio-bijeenkomsten en een landelijk symposium.
Begin 2016 ontving het LOC een toezegging van de (toenmalige) Minister van Veiligheid en Justitie Van der Steur voor een subsidie groot € 15.000 voor het organiseren van vijf regio- bijeenkomsten. Later werd dit bijgesteld naar € 75.000 inclusief een congres. In een brief d.d. 16 april 2016 aan de Tweede Kamer meldde de Minister dat hij gesprekken had gevoerd met o.m. "cliëntenvertegenwoordigers". De Minister heeft echter met niet één onafhankelijk cliëntenvertegenwoordiger gesproken. Er is geen woord gewisseld tussen het ministerie en onafhankelijke en bekwame cliëntengroepen zoals de Stichting Landelijke Organisatie Kinderen-Ouders-Grootouders (KOG) of de door advocaten begeleide Stichting SOS-Jeugdzorg. Wel werden gesprekken gevoerd met het allesbehalve onafhankelijke LOC, de koepel van ouderraden. Ook werd gesproken met een ouder die zich uitgaf voor cliëntenvertegenwoordiger (een vertrouwelinge van een topambtenaar van een ander Departement) en die met een subsidiebelofte op het LOC werd afgestuurd om zich onmiddellijk te gaan bemoeien met het toelatingsbeleid, sprekerslijst en verdere invulling van het congres.
Ter voorbereiding van het congres zouden vijf regiobijeenkomsten plaatsvinden. (Die vonden plaats in 2017. Naar toen bleek werden de aanwezigen (cliënten en professionals) daar vergast op een lastige casus die hen confronteerde met de (inderdaad lastige) dilemma’s van de jeugdbeschermer bij het overwegen van een maatregel. Met het eigenlijke thema ‘uitbannen van onwaarheden en willekeur’ hadden deze bijeenkomsten niets te maken).
14 november 2016 - Motie Bergkamp Actieplan Waarheidsvinding
Aangezien art. 3.3 Jw gericht was op de jeugdbeschermers maar dit artikel geen effect bleek te hebben op de rechtspraktijk moest logischerwijs de volgende stap zijn dat de rechter expliciet de taak krijgt opgedragen om betwiste beschuldigingen te onderzoeken of af te straffen. Daartoe is een wetswijziging noodzakelijk die de rechter bindt aan de bedoeling van de wetgever. Tijdens het Wetgevingsoverleg van 14 november 2016 nam de Tweede Kamer een motie van Vera Bergkamp aan waarin de regering werd opgeroepen te komen met een Actieplan Waarheidsvinding. Lees hier de tekst van de motie:
Een analyse van deze motie
Deze motie is de grondslag van het tot stand te brengen Actieplan Waarheidsvinding. In de tweede volzin van de considerans worden ook de kinderrechters betrokken. Dat vraagt dus om een wettelijke regeling. De belangrijkste zin lijkt mij: "Van mening dat zij [de jeugdbeschermers en kinderrechters, PP] de juiste instrumenten tot hun beschikking moeten hebben om dit uit te voeren".
Welk (wettelijk) instrumentarium hebben jeugdbeschermers en kinderrechters thans voor het uitvoeren van hun wettelijke taak? Bij een OTS (en UHP) moeten zij motiveren dat de minderjarige "ernstig in zijn ontwikkeling bedreigd" is. Dat is echter een z.g. ‘vage rechtsnorm’ die de jeugdbeschermer opzadelt met het moeten onderbouwen van zijn mening (!) zonder te weten of zijn feitenverzameling voldoende overtuigend is, terwijl de kinderrechter aan de wet evenmin steun heeft.
Om aan overtuigingskracht te winnen zal de jeugdbeschermer zijn verzoek aan de kinderrechter onderbouwen met riskante beweringen. Net als de verzoekende jeugdbeschermer ontbeert ook de kinderrechter het juiste instrumentarium. Hij kan dan ook niet anders dan de (wellicht te riskante) beweringen door de jeugdbeschermer die wel eens niet hard te maken zijn buiten het debat in de rechtszaal te houden door ze aan te merken als "niet van belang zijnde feiten" en zich in zijn beslissing richten naar het oordeel van de jeugdbeschermer.
Waar jeugdbeschermer en kinderrechter behoefte aan hebben is een toetsingskader als instrumentarium, bestaande uit een (omvangrijk) gecodificeerd (in de wet vastgelegd) stelsel van scherpe rechtsnormen als concretisering van art. 1:255 BW. Daarmee wordt de motie tot een oproep voor nieuwe wetgeving. Het ontwerpen van dat toetsingskader is een omvangrijke opdracht die ver boven de krachten van ouderorganisaties gaat. Daar is baanbrekend wetenschappelijk onderzoek voor nodig.
10 november 2017 - Het congres
Het congres vond plaats aan de Erasmusuniversiteit die voor de wetenschappelijke begeleiding en afwikkeling zou zorgen. Vooraf hadden bovengenoemde onafhankelijke oudergroeperingen (de enige onafhankelijke) ongevraagd schriftelijk visiedocumenten ingezonden. Deze werden op een moeilijk vindbare uithoek van de congreswebsite gepubliceerd. Tijdens en na het congres zijn deze visiedocumenten doodgezwegen.
De stemming tijdens het congres was vernietigend, de gemoederen raakten verhit. De dagvoorzitter (een Rotterdamse jeugdrechtadvocate) wees de aanwezige jeugdbeschermers en het LOC erop dat het nu al het derde congres over hetzelfde probleem was: de heersende willekeur binnen de jeugdbescherming. "Het moet nu f*cking afgelopen zijn!".
Tijdens het congres liet de ambtelijk vertegenwoordiger van de Minister voor Rechtsbescherming aan de aanwezigen (ouders en professionals) weten dat dit congres moest leiden tot zijn "Actieplan Waarheidsvinding". Terstond na het congres verbrak het LOC de samenwerking met de Erasmusuniversiteit. De door het LOC gemaakte audio-opname t.b.v. een door de Erasmusuniversiteit op te maken congresverslag ligt nog in een bureaula bij het LOC.
Inmiddels hebben beleidsambtenaren van de Minister, aangestuurd door autoriteiten in de jeugdketen, een concept-Actieplan Waarheidsvinding het licht doen zien. Vervolgens is het door het LOC ter kennisneming voorgelegd aan 4 z.g. focusgroepen, elk bestaande uit 10 ouders, voor het merendeel uit het bestand van het LOC.
Het Actieplan Waarheidsvinding
Met in het hoofd de vraag of lasterlijke beschuldigingen in de verzoekschriften en rapporten geoorloofd zijn (dat was toch het probleem) moet geoordeeld worden dat dit Actieplan Waarheidsvinding een ongeloofwaardige voorstelling van zaken geeft en iedere autorisatie van kritische oudergroepen mist. Het heeft geen "link" met de ontstaansgeschiedenis van het debat – vandaar de titel van deze bijdrage: "missing link".
De probleemvervalsing, gelegen in de term ‘waarheidsvinding’ (in plaats van lasterlijke beschuldigingen als het werkelijke probleem), wordt voortgezet. De voorgestelde oplossingen zijn ‘meer van hetzelfde’: protocollen, pappen en nathouden.
Nota bene: In het rapport lezen we dat "niet alle ouders en jeugdigen ervaren dat het feitenonderzoek voldoet aan hetgeen artikel 3.3 van de Jeugdwet beoogt". Verderop: "Ouders en kinderen die ontevreden zijn, geven aan dat zij soms weinig ruimte en tijd ervaren voor persoonlijke aandacht en samenwerking met de professionals".
De probleemvervalsing brengt met zich mee dat er geen deugdelijke probleemanalyse mogelijk is.
Een juiste analyse moet leiden tot de conclusie dat de jeugdbeschermers met de vage rechtsnorm van art. 1:255 BW voor een onmogelijke taak staan en daarom met halve waarheden en hele onwaarheden overtuigingskracht "toevoegen" aan de onderbouwing van hun verzoeken aan de kinderrechter tot het treffen van een maatregel. Trainingen en protocollen voor jeugdbeschermers veranderen daar niets aan. Protocollen adresseren de jeugdbeschermers en niet de kinderrechter. Art. 3.3 Jw biedt aan de kinderrechter geen mogelijkheid tot handhaving maar een gemakkelijk ontsnappingsluik.
Kijken we naar de verbetervoorstellen (de acties van het Actieplan Waarheidsvinding), dan moeten we vaststellen dat het meer van het zelfde is: betere samenwerking, protocollen enz. enz, waarvoor het motto van dit artikel van toepassing is:
"Een protocol of een gedragscode stelt in mijn beleving niets voor. Daar wordt net zo makkelijk van afgeweken. Alleen als je de wet gaat overtreden, wordt het iets anders". (Professor Pieter van Vollenhoven)
Conclusie
Het Congres Waarheidsvinding blijkt een façade te zijn geweest om ogenschijnlijk te voldoen aan de motie Bergkamp van 14 november 2016, waarin werd verzocht een actieplan waarheidsvinding te ontwikkelen in samenwerking met de ouderorganisaties die vijf regio-bijeenkomsten organiseren.
Het zou georganiseerd worden door "cliëntenvertegenwoordigers" met wetenschappelijke ondersteuning van de Erasmusuniversiteit. Het diende ter legitimatie van het Actieplan Waarheidsvinding. De "cliëntenvertegenwoordigers" waren echter allesbehalve onafhankelijk, terwijl onafhankelijke kritische ouderorganisaties genegeerd werden.
Nadat op het congres zelf opstand was uitgebroken onder de aanwezige advocaten werden de onafhankelijke wetenschappers buitenspel gezet en trok het Ministerie de verslaglegging naar zich toe. Zo werd het Actieplan Waarheidsvinding door de ambtelijke staf geschreven. Pro forma werden nog focusgroepen ingesteld die slechts mondeling gebriefd werden over de inhoud.