Uit de praktijk:

Het is soms niet meer dan kwaadsprekerij, soms een alledaags incident waarom een kind bij zijn ouders wordt weggehaald. Op verraderlijke manier, van het ene op het andere moment. Hun kind raakt in paniek. En zo wordt het naar een geheime locatie gebracht.

Na enkele dagen ontvangen de ouders het fax-verzoek aan de kinderrechter tot spoed-uithuisplaatsing. Motivering: “Onderzoekshypothese: jarenlange kindermishandeling”.

Een week later krijgen de ouders het definitieve verzoek UHP, onderbouwd met een professioneel ogend rapport. Daarin lezen zij weer als motivering: "jarenlange kindermishandeling". Maar tot hun verontwaardiging is wat eerst nog een hypothese was zonder onderzoek tot feit verheven. In een lawine van volgende rapporten zal dit "feit" klakkeloos als uitgangspunt worden genomen.

Een week of drie later vindt het eerste contact met hun kind plaats. Een uurtje, onder toezicht, op het politiebureau of op het kantoor van Jeugdzorg. En dat elke twee weken. Ter voorbereiding op het ouderbezoek wordt hun kind telkens belast met een strikte geheimhoudingsplicht omtrent het pleegadres. De ontmoetingen van het kind met zijn ouders zijn daardoor telkens beladen met angst voor versprekingen. Na enkele bezoekjes schrijft Jeugdzorg aan de ouders:

"De bezoekregeling met u roept dusdanig veel spanningen op dat uw dochter angstig is, reden waarom de bezoekregeling voor drie maanden wordt stopgezet".

Wijzen de ouders op de onjuistheid van de beschuldigingen en de oncontroleerbaarheid van hun beweringen, dan krijgen zij van Jeugdzorg te horen:

" Waarheidsvinding behoort niet tot onze taak".

Wijzen zij erop dat hun kind niets mankeert en het voortreffelijk doet op school, dan lezen zij tot hun verbijstering in een volgend rapport:

"Het kind komt over als een zwaar beschadigd meisje als gevolg van jarenlang huiselijk geweld. Juist het feit dat zij ogenschijnlijk niets mankeert en 'gewoon meedoet op school', zou gezien kunnen worden als zorgelijk. Hieruit blijkt namelijk dat zij al jaren rondloopt met een groot geheim en dit nooit met iemand heeft kunnen delen".

Wijzen zij op de innerlijke tegenstrijdigheid ("Komt over als zwaar beschadigd" versus "mankeert ogenschijnlijk niets"), dan is het antwoord wederom:

" Waarheidsvinding is niet onze taak".

Kaarten zij het aan bij de Externe klachtencommissie dan opent de voorzitter met:

"Vooraf moet ik u erop wijzen dat het in het jeugdrecht niet gaat om waarheidsvinding".

Klagen zij bij de Raad voor de Kinderbescherming over het klakkeloos overnemen van evidente onzin, dan krijgen zij te horen:

"In het jeugdrecht gaat het niet om waarheidsvinding".

Komen zij bij de kinderrechter, dan opent ook die de zitting (met gesloten deuren!) met de woorden:

"Vooraf moet ik u erop wijzen dat het hier niet gaat om waarheidsvinding".

000